Drijvend op de golven
van ons meedogenloos bestaan
wil de een dolgraag verzuipen
een ander nooit te water gaan
Maar niemand niemand
is er veilig voor het altijd nat
dat ons pakt eens een keer
weg van wie je had
Dat zal altijd winnen
als het een wedstrijd was
Altijd het laatste woord
aan wie blijft liggen in het gras
De ene ging als eerste
keek levend ook vaak naar
het water en de diepte
verlangend naar wie daar …
De ander draaide juist haar rug
verkoos vooruit te leven
sprak over alles in het nu
Wist, maar wilde zich niet geven
Verdwenen zijn ze - allebei
Vertrokken - weggedreven
Meegevoerd naar eeuwigheid
of slechts naar niet-meer-leven
Nu sta ik zomaar aan de kant
kan haast niet blijven staan
Mijn blik dwaalt weg - voorbij
de golven die mijn voeten slaan
Zo sta ik aan de oever
van een altijd stromend water
Zonder hen - zoekend in
alles van toen en later