In onze tuin staat een plant. Hij gaat al heel mijn leven met me mee. De eerste vijfentwintig jaar, zonder dat ik dat eigenlijk echt door had. Die plant had ooit zijn wortels in de tuin van mijn oma. En later verhuisde hij (of een stekje daarvan) mee naar het huis van mijn ouders. Hoe precies? Geen idee.
Mijn oma was bij mij niet zo in beeld. Oma beƫindigde haar leven toen ik ongeveer drie jaar oud was. Ze was er wel, in de verhalen van mijn moeder, maar een deel van haar was daar ook niet. Net als die plant. Die was er wel, maar ik zag hem niet. Ik kan me niet herinneren dat ik hem ooit bewust in de tuin van mijn ouders heb zien staan. Toch liep ik er waarschijnlijk iedere dag langs.
Toen wij ons eigen huis kregen met een tuin, vroeg mijn moeder me of ik een stekje van de plant van oma in onze tuin wilde hebben. Dat vond ik wel een leuk idee. Zo reisde de herinnering aan oma, ook naar mijn eigen huis met me mee. En ik dacht toen pas “oh joh, die plant in de tuin van mijn ouders, die heeft mijn oma dus nog gezien!”. Maar ik vergat mijn moeder te vragen wat die plant en haar moeder voor haar betekenden. En zij zei er verder ook niets over.
De plant stond prima in onze tuin. Maar toen mijn moeder stierf en later onze dochter geboren werd, werd hij ineens belangrijk voor mij. Ik redde hem toen ons huis verbouwd werd en zorgde dat hij de laarzen van de bouwvakkers overleefde. Ieder jaar knip ik hem kort, groeit hij weer groot en bloeit hij prachtig. En dat maakt me dan zo blij. Want die plant, die betekent inmiddels wel iets voor mij.
Dat hij schaamteloos ieder jaar zo opbloeit, groot wordt en voluit staat te leven, dat ontroert me steeds weer. Juist omdat mijn oma en mijn moeder niet zolang leefden als wij allemaal wel gewild hadden. En die plant, die me zo aan hen herinnert, die trekt zich daar geen bal van aan. “Kon ik dat ook maar”, denk ik dan.
Die plant zag mijn oma, mijn moeder, en mij. En iedere dag loopt onze dochter hem zomaar voorbij. Ze keurt hem geen blik waardig. “Die hele rij vrouwen”, dat betekent die plant nu voor mij. Die plant waar ik altijd over sprak als een “hij”, die noem ik dus voortaan “zijzijzij en zij”.